9 oktober 2024
De Nederlandse huurwoningmarkt vertoont schrikbarend veel overeenkomsten met een planeconomie. En uit het Regeerprogramma van kabinet Schoof blijkt dat ook dit kabinet de neiging heeft te veel op detailniveau vast te leggen. Ik voorzie dat dat een averechts effect zal hebben. Het enig lichtpunt dat ik zie is ‘hospitaverhuur’.
Vertraging door planeconomie
Zoals Elon Musk vorige maand tijdens de All-in Summit in Los Angeles weer eens aangaf: overdreven richtlijnen en regelgeving zorgen voor vertraging. Hij waarschuwt voor het dramatisch track record van de planeconomie van Oost Duitsland. Dit inzicht toegepast op de Nederlandse woningmarkt: vertrouw meer op de kunde en creativiteit van projectontwikkelaars, woningcorporaties en beleggers om zelf te bepalen waar wanneer welke woningzoekende behoefte aan heeft.
Lichtpunt
Een lichtpunt in de planeconomische duisternis waarin de Nederlandse woningmarkt dreigt te verdwijnen, zijn de plannen rondom ‘hospitaverhuur’. Een oubollige term waarmee wordt bedoeld: het verhuren van de honderdduizenden (zo niet meer dan een miljoen) slaapkamers in huur- of koopwoningen die slechts fungeren als rommelhok. Sommige woningcorporaties zijn hier gelukkig al mee bezig. Hopelijk een goed voorbeeld dat doet volgen.
De huidige woonminister Mona Keijzer wil belemmeringen van hospitaverhuur (woningdelen) wegnemen. Dat komt neer op het deels optillen van het verstikkende planeconomisch deken dat op de woningmarkt drukt: ze wil tijdelijke huurcontracten mogelijk maken. Met andere woorden, afwijken van de (in de vorige kabinetsperiode weer aangescherpte) verplichting aan verhuurders om levenslange huurcontracten aan te bieden. Verder wil ze dat de huurinkomsten voor de verhuurder niet meer ten koste gaan van diverse uitkeringen en subsidies.
Om de enorme potentie van woningdelen verder te benutten raad ik Mona Keijzer aan ambitieuzer en humaner te zijn. Laat dat andere verstikkende element van de planeconomie ook los; laat niet het prijsplafond (het woningwaarderingsstelsel) bepalen hoeveel een kamer mag kosten. Omarm de oude constatering van Rutger Bregman dat de meeste mensen deugen. Dat geldt ook voor verhuurders en huurders. Doe je dat niet, dan zadel je zo’n hospita (denk aan die lieve tante Truus van 70 jaar die een kamer vrij heeft, van bridgen en breien houdt, maar af en toe een beetje eenzaam is) op met de verplichtingen uit de recent geïntroduceerde Wet goed verhuurderschap. Allerlei dure huurrechtadvocaten en gemeenteambtenaren gaan dan controleren hoeveel huurders gebruikmaken van de wc van tante Truus (doet ze dat niet goed, dan riskeert ze een boete).
De staat mag dus gerust wat meer terug in haar hok. Huurder en verhuurder komen er onderling heus wel uit.
Frank van Min
directeur Wolf Huisvestingsgroep