Wat verwacht de corporatiesector van de landelijke politiek?

Wat verwacht de corporatiesector van de landelijke politiek?

14 februari 2022

De corporatiesector zoekt focus op de langere termijn en niet een one-size-fits-all oplossing. In deze algemene verwachting van de sector kan ik me volledig vinden. Of die verwachting echter in voldoende mate en concreet gaat uitkomen, betwijfel ik, blogt Frank van Min.

Op 15 december jl. presenteerden VVD, D66, CDA en ChristenUnie hun coalitieakkoord. Voorafgaand hieraan heb ik enkele woningcorporatiedirecteuren, die zich via diverse vakbladen en lokale media al actief in het debat over de woningmarkt mengden, gesproken om antwoord te vinden op de in de aanhef gestelde vraag.

Grenzen

Monique Brewster, directeur van Woonforte uit Alphen aan den Rijn, benadrukt dat een paar jaar geleden de corporatiesector werd opgedragen zich te richten op de economische onderklasse en ‘terug in haar hok’ te keren. Daarentegen wordt de sector momenteel juist gevraagd de oplossing te bieden voor grote maatschappelijke opgaven. Denk hierbij aan verduurzaming en het betaalbaar maken van woningen voor de ‘middenklasse’. Ze benadrukt echter de grenzen van wat de corporatiesector aankan. Volgens Brewster wordt de sector overvraagd en wordt dat overvragen veroorzaakt doordat politici een kortetermijnscope hebben, terwijl een corporatie zich moet richten op rentmeesterschap op langere termijn.

Afstand

Mara van der Lans, manager bij Laurentius uit Breda, benadrukt de te grote afstand, ook in letterlijke zin, tussen de overheid en de burger. Afspraken met diverse (semi-)publieke instanties zijn te verkokerd. Hierdoor wordt er niet optimaal samengewerkt in de bestrijding van bijvoorbeeld schooluitval, eenzaamheid, schuldenproblematiek en criminaliteit. Frequent fysiek aanwezig zijn in de wijk en persoonlijk contact hebben met de bewoners van een wijk is volgens Van der Lans noodzakelijk. Corporaties geven hier invulling aan, terwijl de landelijke en soms ook lokale overheden in verschillende domeinen een terugtrekkende beweging maken en – zoals in de toeslagenaffaire naar boven is gekomen – een log en anoniem systeem zijn geworden.

Huurprijzen

Richard Sitton van de Rotterdamse corporatie Woonbron maakt zich zorgen over de huurprijzen die opkopers van woningen rekenen. Deze liggen vaak boven het bedrag dat wettelijk, op basis van het woningwaarderingsstelsel, gevraagd mág worden. De huurders in kwestie (vaak arbeidsmigranten uit Oost-Europa) worden zo gedupeerd, terwijl mensen die een huis willen kopen om er te wonen, en niet om te verhuren, worden weggeconcurreerd. Sitton noemt een concreet voorstel dat wat hem betreft door de landelijke politiek moet worden opgepakt: stel huurders in staat om de hoogte van de huur altijd, en niet slechts binnen de huidig geldende termijn van zes maanden, aan te vechten bij de Huurcommissie.

Spelregels

Op het eerste gezicht wijken de antwoorden van deze betrokken experts op de vraag in de aanhef sterk van elkaar af. Mij valt op dat ze gemeen hebben dat ze hun zorg en onvrede uitspreken, zowel over de huidige spelregels als over de landelijke politiek die de afgelopen tijd onvoldoende in staat is gebleken om de werkwijze en regels te moderniseren. Dát de spelregels voor de corporatiesector enkele jaren geleden zijn aangescherpt, is begrijpelijk omdat er, zoals alom bekend is, veel misstanden in de sector waren. In mijn ogen dient de sector niet alleen naar de landelijke politiek te kijken, maar zich ook af te vragen wat ze zélf beter kan en moet doen.

Gemengd beeld

Bestudering van het coalitieakkoord (dat is overigens snel gedaan want er staan slechts enkele nog niet uitgewerkte voornemens in) geeft een gemengd beeld. Aan de ene kant is gelukkig aangekondigd dat de huurtoeslag en het Woningwaarderingsstelsel worden vereenvoudigd. Liever laat dan nooit moeten we maar denken, en het zal op de langere termijn tot minder onzekerheid (en bijvoorbeeld minder Huurcommissiezaken) leiden. Aan de andere kant belooft het coalitieakkoord vooral aan symptoombestrijding te doen door een paar knoppen, zoals de verhuurdersheffing en inkomensafhankelijke huur, naar links of naar rechts te draaien. Het dogmatische in-hokjes-denken zoals ‘middenhuurwoningen’ en ‘middeninkomens’ waarbinnen one size (de regels) fits all (de burgers en stenen die tot een hokje behoren) blijft helaas het uitgangspunt.